Als ik bedenk hoe Tijd een kind leert te vergeten
Wie hij was en waarvandaan,
En hem de weg, de eenzame, leert gaan
Van dingen namen geven, vragen stellen en het niet meer weten;
Van dingen namen geven, vragen stellen en het niet meer weten;
-
Als ik bedenk hoe weinig er beklijft
En hoe je na veel vragen niets meer vraagt
En hoe je na veel klagen niet meer klaagt
En hoe verandering het enige is wat blijft;
En hoe je na veel klagen niet meer klaagt
En hoe verandering het enige is wat blijft;
-
Dan vrees ik evenmin de eerste platte schoen,
De eerste bruine vlekken op mijn hand, de rimpels in mijn kont,
De eerste wandelstok, de eerste zoen
De eerste wandelstok, de eerste zoen
-
Nu op mijn voorhoofd, vroeger op mijn mond.
Als Tijd dit alles kan, mag ik ook vragen
Dat hij mijn angsten maakt tot iets wat ik kan dragen.
Dat hij mijn angsten maakt tot iets wat ik kan dragen.
-
Herman de Koning